De kantoorborrel die uit de hand loopt, het bedrijfsuitje met noodlottige gevolgen, de werknemer die voor de werkgever in het buitenland verblijft en daar slachtoffer wordt van een verkeersongeval…pech en een ongeval zit in een klein hoekje. Vaak kan de werkgever hier helemaal niets aan doen, de werknemer ook niet trouwens. Maar wie draait nu op voor de schade?
Enkele spraakmakende voorbeelden:
een piloot in dienst van KLM heeft een vlucht naar Ivoorkust uitgevoerd. Volgens de dienstregeling zou hij enkele dagen later terugvliegen. Dan slaat het noodlot toe; als gevolg van een aanrijding in een taxi op weg van zijn hotel naar een restaurant wordt de piloot slachtoffer van een verkeersongeval waardoor hij volledig arbeidsongeschikt wordt (de piloot loopt een dwarslaesie op). KLM stelt zich op het standpunt dat het ongeval is voorgevallen tijdens de privétijd en wijst aansprakelijkheid van de hand;
een werkgever organiseert als bedrijfsuitje een workshop rolschaatsen. De meeste werknemers nemen aan dit personeelsuitje deel. Een van de werknemers komt al na enkele meters ten val en breekt haar linker pols. Zij stelt haar werkgever aansprakelijk. Laatstgenoemde wijst aansprakelijkheid af en stelt zich hierbij op het standpunt dat het kantooruitje niet verplicht was gesteld en in privétijd –buiten het werk om- plaatsvond.
Aansprakelijkheid bij (bedrijfs)ongevallen buiten werktijd
Hoe zit het met aansprakelijkheid van een werkgever voor schade die een werknemer oploopt in het schemergebied tussen werk en privé? Artikel 7:658 BW heeft zich in de rechtspraak van de Hoge Raad ontwikkeld tot een vergaande aansprakelijkheid van werkgevers voor bedrijfsongevallen. De rechtspraak laat echter ook een beeld zien dat een beroep op artikel 7:658 BW haar begrenzing vindt en zich dus beperkt tot de zogenaamde “klassieke” arbeidsongevallen: het gaat hier om een ongeval tijdens het uitoefenen van de werkzaamheden, op de werkplek en tijdens werktijd. Het toepassingsgebied van artikel 7:658 BW lijkt dan ook niet te zijn bedoeld, en dus geen uitkomst te bieden voor: verkeersongevallen tijdens woon-werkverkeer, ongevallen tijdens kantooruitjes en bedrijfsfeestjes, en dergelijke. De Hoge Raad heeft dit onderkend en heeft de werknemer, met toepassing van artikel 7:611 BW (goed werkgeverschap) voor situaties in het schemergebied tussen zakelijk en privé, aanvullende bescherming geboden.
Welke omstandigheden spelen een rol: aansprakelijkheidsverzekering van groot belang
Voor beantwoording van de vraag of een werkgever uit hoofde van “goed werkgeverschap” succesvol aansprakelijk gesteld kan worden voor schade die een werknemer oploopt buiten een “klassiek” bedrijfsongeval om spelen – onder meer – de volgende in de rechtspraak geformuleerde omstandigheden een rol:
- Is sprake van een werk gerelateerde situatie?
- Betreft het hier een activiteit c.q. gebeurtenis met bepaalde voor de werkgever (van tevoren) kenbare (specifieke) risico’s?
- Worden werknemers in beginsel geacht aan het uitstapje/de activiteit deel te nemen, op wiens initiatief vindt de activiteit plaats en wie heeft de activiteit georganiseerd.
Naast bovenstaande omstandigheden is van kardinaal belang of het voor de werkgever redelijkerwijs mogelijk was om een adequate aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor het afdekken van de risico’s en financiële gevolgen van het ongeval. De Hoge Raad heeft herhaaldelijk uitgemaakt dat – zeker ter zake van (arbeid gerelateerde) verkeersongevallen – de werknemer op grond van artikel 7:611 BW aanvullende bescherming geniet en de werkgever verplicht is zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering. De Hoge Raad overweegt zelfs letterlijk:
Indien de werkgever is tekortgeschoten in zijn verplichting zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering als hiervoor bedoeld, is hij jegens de werknemer aansprakelijk voor zover deze door die tekortkoming schade heeft geleden.
(Maasman/Akzo en Kooiker/Taxicentrale Nijverdal)
De verplichting van de werkgever om een behoorlijke verzekering af te sluiten (zeker voor een activiteit met een vooraf kenbaar specifiek risico zoals verkeersdeelname) geldt voor alle verkeersdeelnemers (behalve eventueel de voetganger). Werkgevers doen er dan ook verstandig aan om hun verzekeringsportefeuille nog eens tegen het licht te houden zodat zij niet met schade opgezadeld blijven.
Het komt allemaal neer op maatwerk.
Conclusie: wees als werkgever bewust van deze uitdijende aansprakelijkheid
Om terug te komen op de eerder benoemde voorbeelden: KLM werd door de rechter aansprakelijk gehouden vanwege het ontbreken van een adequate verzekering. In de zaak van het onfortuinlijk verlopen bedrijfsuitje (met workshop rolschaatsen) oordeelt de rechter dat een zodanige samenhang bestaat tussen de activiteit in het kader waarvan het ongeval plaatsvond en de arbeidsovereenkomst, dat ten aanzien van die activiteit voor de werkgever een op eisen van goed werkgeverschap gebaseerde zorg- en preventieplicht bestond die zij niet is nagekomen. Schending van die zorgplicht lijdt dus tot aansprakelijkheid voor de schadelijke gevolgen van het ongeval tijdens de bedrijfsactiviteit (buiten werktijd) ex artikel 7:611 BW.
Meer informatie
Onze Vakgroep Arbeidsrecht staat zowel werkgevers alsook werknemers bij in de volledige afwikkeling van (noodlottige) werk gerelateerde ongevallen (buiten werktijd).
Wilt u advies of heeft u ondersteuning nodig? Neem dan rechtstreeks contact op met één van onze advocaten Arbeidsrecht. Mail hiervoor naar: bindels@honoreadvocaten.nl, of bel: 030 214 51 50.