Alhoewel de meerderheid van de gescheiden ouders bij elkaar in de buurt blijft wonen, wordt na een scheiding ook regelmatig verhuisd door gescheiden ouders, soms zelfs naar het buitenland. Een dergelijke verhuizing kan een geslaagd co-ouderschap – waar een korte afstand tussen ouders belangrijk is – in de weg staan. Het is dan ook niet gek dat ouders het niet altijd eens worden over een (voorgenomen) verhuizing.

Uit Europese regelgeving volgt dat voor een verhuizing toestemming van de andere ouder dan wel van de rechter is vereist. Bij een gebrek hieraan dient niet verhuisd te worden. Doet de ouder met een verhuiswens dit toch, dan kan dit van invloed zijn op de besluitvorming van de rechter in een daaropvolgende procedure. Ook uit het Nederlands recht volgt dat de ouder die wil verhuizen dit niet zomaar kan. Het gezamenlijk gezag maakt dat de ouder met een verhuiswens hiervoor toestemming aan de andere ouder, dan wel de rechter moet vragen met een verzoek tot vervangende toestemming.

In een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BC5901) bekend onder de naam “Zwitserse verhuiszaak” heeft de Hoge Raad een aantal criteria geformuleerd aan de hand waarvan een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing door de rechter moet worden beoordeeld:

  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie in overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor- en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving, of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.

Ook in het geval een ouder het eenhoofdig gezag heeft, is een verhuizing met een kind zonder instemming van de andere ouder niet een gegeven. Artikel 1:247 lid 1 BW bepaalt immers dat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder omvat zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Ingevolge artikel 1:247 lid 3 BW omvat het ouderlijk gezag mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.

Daarnaast bepaalt artikel 1:377a lid 1 BW dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Verder rust op grond van artikel 1:377b lid 1 BW op de gezagdragende ouder ook de verplichting de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen en deze te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen. Het belang van het kind speelt kortom een belangrijke rol.

Meer informatie

Onze advocaten familierecht kunnen u bijstaan in een procedure met betrekking tot een (internationale) verhuizing, zoals een verzoek tot vervangende toestemming. Wilt u advies of heeft u ondersteuning nodig? Neem dan rechtstreeks en vrijblijvend contact op met: Thomas Christoph of Viviènne Uijterwaal, beiden advocaat Familierecht. Mail hiervoor naar: christoph@honoreadvocaten.nl of uijterwaal@honoreadvocaten.nl of bel: 030 214 51 50.