/
 Arbeidsrecht

In dit actualiteitenoverzicht vind je uitspraken over:

  • Onvoldoende gemotiveerd concurrentiebeding arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
  • Inroostering is geen arbeidsvoorwaarde die mee overgaat bij overgang van onderneming

Onvoldoende gemotiveerd concurrentiebeding arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

Werkneemster werkt als huidtherapeute in een paramedische kliniek dat zich specialiseert in huidtherapie. Werkneemster is werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden en daarna van twaalf maanden. In beide arbeidsovereenkomsten is een concurrentiebeding opgenomen waarin het de werkneemster verboden is om in een straal van dertig kilometer van een van de klinieken van de werkgever concurrerende werkzaamheden te verrichten. In de arbeidsovereenkomsten is toegelicht dat de werkgever een zwaarwegend belang heeft bij het concurrentiebeding. De werkneemster zal uiterst specifieke laserbehandelingen uitvoeren met specifieke lasers met gepatenteerde behandelmethodes. Deze behandelmethodes worden aangeleerd via een interne opleiding bij de werkgever. Deze opleiding en kennis zijn behalve bij andere soortgelijke concurrerende bedrijven niet te verkrijgen. In het beding staat verder nog dat de werkgever wil voorkomen dat dat misbruik wordt gemaakt van deze specifieke kennis, alsook van de vertrouwelijke bedrijfsinformatie waarover de werkneemster beschikt. Als de werkneemster bij een concurrent in dienst wil treden, vraagt zij om ontheffing van haar concurrentiebeding. De werkgever verleent dit niet. Daarop vordert de werkneemster in kort geding schorsing van het concurrentiebeding.

De kantonrechter wijst het verzoek van de werkneemster toe. De schriftelijke motivering die in de arbeidsovereenkomst is opgenomen voldoet niet aan de hoge eisen die hieraan gesteld worden. De motivering is te algemeen en onvoldoende specifiek omschreven. Niet blijkt welke specifieke  laserbehandelingen de werkneemster zal leren en met welke laserapparaten zij zal gaan werken. Voorts blijkt niet welke concrete en feitelijke bedrijfsgevoelige informatie de werkneemster zal verkrijgen. Dat een werknemer in de uitoefening van zijn of haar functie ervaring opdoet en kennis over klanten en de hoogte van de kosten en omzetten verkrijgt waar een nieuwe (concurrerende) werkgever profijt kan hebben, is inherent aan het vertrek van een werknemer en is een omstandigheid die in zijn algemeenheid voor alle werkgevers geldt. Dat is echter onvoldoende specifiek om de noodzakelijkheid van een daarop gericht concurrentiebeding aan te nemen. De werkgever heeft weliswaar ter zitting een meer specifieke motivering van zijn bedrijfsbelang gegeven, maar deze doet niet af aan de gebrekkige motivering in de arbeidsovereenkomst.

NB: Deze uitspraak is in lijn met de wetsgeschiedenis waarin is aangegeven dat het concurrentiebeding niet later kan worden gemotiveerd dan bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst.

Inroostering is geen arbeidsvoorwaarde die mee overgaat bij overgang van onderneming

Schiphol heeft een verplichte openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de uitvoering van beveiligingsactiviteiten. De beveiligingsactiviteiten zijn voor deze aanbesteding herverdeeld en opgedeeld in zeven percelen. Deze percelen worden door verschillende beveiligingsbedrijven gewonnen. Als gevolg hiervan gaat een deel van de werknemers van een van de vervreemders over naar de verkrijger. Oud-werknemers van de vervreemder, die nu bij de verkrijger in dienst zijn, ervaren problemen met het rooster. De voorzieningenrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat de her-aanbesteding van het perceel niet als overgang van onderneming in de zin van art. 7:662 BW kwalificeert. De roostersystematiek is voorts geen primaire arbeidsvoorwaarde waarbij voor de wijziging ervan instemming van de werknemers nodig is. Het belang van de verkrijger weegt zwaarder dan dat van de oud-werknemers van de vervreemder die willen dat de verkrijger de roostersystematiek van de vervreemder ongewijzigd toepast. CNV komt namens de werknemers tegen dit oordeel in hoger beroep.

Het hof oordeelt allereerst dat sprake is van een economische eenheid. Er is eveneens behoud van identiteit omdat het gebruik van de in eigendom van Schiphol zijnde bedrijfsmiddelen (bagagebanden, scanners en filters) van de vervreemde op de verkrijger is overgegaan en met 178 werknemers een wezenlijk deel van het personeel door de verkrijger is overgenomen. Dit betekent dat sprake is van een overgang van onderneming in de zin van art. 7:662 BW. Hoewel de verkrijger dispensatie had van de cao Particuliere Beveiliging, heeft zij de raamovereenkomst bij de aanbesteding ondertekend en zich daarmee gecommitteerd aan toepassing van de cao op de gewonnen percelen, zodat zij de arbeidsvoorwaarden van de vervreemder moet blijven toepassen op de overgenomen werknemers. De roostersystematiek wordt echter in deze kortgedingsprocedure voorlopig niet als arbeidsvoorwaarde beschouwd. De kwalificatie als arbeidsvoorwaarde brengt vergaande en moeilijk omkeerbare gevolgen met zich die zich niet lenen voor een voorlopige beoordeling in kort geding.

NB. De maatstaf uit Mammoet/Stoof komt pas aan de orde als sprake is wijziging van een (primaire) arbeidsvoorwaarde (JAR 2008/204). Dit doet zich voor als de roostersystematiek invloed heeft op het salaris van de werknemers, bijvoorbeeld omdat werknemers meer actieve uren gaan maken terwijl het loon hetzelfde blijft (JAR 2012/68) of minder aanspraak maken op onregelmatigheidsdiensten en/of overwerk (JAR 2014/240).

Meer informatie

Heeft u een arbeidsrechtelijke kwestie of geschil waarbij u advies nodig heeft of juridische bijstand wenst? Neem vrijblijvend contact op met één van onze advocaten arbeidsrecht om uw zaak te bespreken. Mail hiervoor naar: vandamme@honoreadvocaten.nl, of bel: 030 214 51 50.