Bent u in gemeenschap van goederen getrouwd? En heeft u het vermoeden dat uw echtgenoot voorafgaand óf tijdens de echtscheiding vermogen voor u opzettelijk verzwijgt? Lees dan verder!
Ontbinding van de gemeenschap
Deze blog gaat over het verzwijgen, zoekmaken of verborgen houden van bezittingen tijdens de ontbinding en verdeling van de huwelijksgemeenschap. Indien sprake is van gemeenschap van goederen, dan zal bij de echtscheiding deze huwelijksgoederengemeenschap eerst worden ontbonden en vervolgens worden verdeeld. De ontbinding vindt plaats op het moment van indiening van het echtscheidingsverzoekschrift bij de rechtbank. De ontbinding houdt in dat niets meer aan de gemeenschap wordt toegevoegd en dat er niets meer vanaf gaat. Wat resteert zijn goederen en of schulden, dat dient te worden verdeeld tussen de echtgenoten.
Na ontbinding, gaat men over tot de verdeling, ook wel genoemd de boedelscheiding. Dit houdt kort gezegd in dat de bezittingen en schulden tussen de echtgenoten worden verdeeld. De meest praktische aanpak is voorafgaand een overzicht op te stellen van de bezittingen en schulden die in de gemeenschap vallen en verdeeld moeten worden, met daarbij genoemd de waarde van de bezittingen en schulden. Door vervolgens ieder afzonderlijk vermogensbestanddeel aan één van de partners toe te delen, kan worden bezien wat de waarde is van de totale bezittingen en schulden die een echtgenoot uit de gemeenschap verkrijgt. Krijgt de ene echtgenoot meer dan de ander, dan zal deze een zogenaamde overbedelingschuld hebben. Uitgangspunt is dat ieder recht heeft op de helft van de ontbonden gemeenschap.
Gevolgen verzwijgen vermogen
Maar wat nou als u het vermoeden heeft dat uw echtgenoot bezittingen voor u verzwijgt? Is er een consequentie verbonden aan het opzettelijk verzwijgen van (mede)-eigendom? Ja, die is er!
Artikel 3:194 lid 2 BW bepaalt namelijk dat de deelgenoot in een gemeenschap als bedoeld in art. 3:189 BW, zoals: de ontbonden huwelijksgemeenschap, een ontbonden maatschap of een nalatenschap die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, zijn aandeel in die goederen verbeurt aan de andere deelgenoten. Dit betekent dat u 100% aanspraak kan maken op de verzwegen, zoekgemaakte of verborgen gehouden bezittingen. Voor toepassing van artikel 3:194 lid 2 BW geldt wel het opzetvereiste. Vanwege de strenge sanctie heeft de bepaling een restrictief karakter en worden er zware eisen aan het bewijs van opzet gesteld onder andere dat de deelgenoot moest weten dat het goed deel uitmaakte van de gemeenschap. Het is daardoor niet voldoende dat de deelgenoot die een tot de gemeenschap behorend goed verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt (niet wist maar) behoorde te weten dat dit goed tot de gemeenschap behoort.
De sanctie vervalt overigens niet nadat de desbetreffende deelgenoot tot inkeer is gekomen, omstandigheden die een beroep op beperkende werking van redelijkheid en billijkheid rechtvaardigen daargelaten. Al met al slaagt een beroep op 3:194 lid 2 BW, indien er wordt voldaan aan het opzetvereiste en er voldoende bewijs voorhanden van (mede)-eigendom voorhanden is.
Meer informatie
In de rechtspraktijk zien wij dat een beroep op het artikel nauwelijks wordt gedaan. Omdat een beroep op de bepaling zeker kans van slagen heeft, verdient deze wel degelijk aandacht. Indien u het vermoeden heeft dat er bezittingen worden verzwegen, blijf dan niet stilzitten, maar kom in actie en neem contact op met een van onze familierecht advocaten. Mail hiervoor naar: uijterwaal@honoreadvocaten.nl, of bel: 030 214 51 50.