/
 Onderwijsrecht

In dit actualiteitenoverzicht vind je uitspraken over:

  • collegegeld;
  • fraude/plagiaat;
  • bindend studieadvies;
  • studiefinanciering;
  • de ov-boete.

Wij zijn specialisten op het gebied van onderwijsrecht. Om onze kennis op peil te houden zorgen wij ervoor dat wij altijd op de hoogte zijn van recente ontwikkelingen binnen de rechtspraak. Zo weten wij wat er speelt. Deze kennis delen wij graag. In deze maandelijkse rubriek vind je dan ook een overzicht van relevante jurisprudentie op het gebied van onderwijsrecht.

College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO)

CBHO 2021/005 (collegegeld)

Feiten: de student schrijft zich tijdens het afronden van zijn huidige bacheloropleiding in bij de Universiteit van Amsterdam voor de bachelor Rechtsgeleerdheid. De UvA stelt dat de student in plaats van het wettelijk collegegeld (van circa €2000,-), het instellingstarief van ruim €8.000,- verschuldigd is vanwege het reeds eerder behalen van een bacheloropleiding. De student voert aan dat in Studielink het wettelijk collegegeld was vastgesteld en dat hij ten tijde van het inschrijven nog bezig was met het afronden van de andere bachelor. Hij zou derhalve het wettelijk collegegeld verschuldigd zijn.

Beoordeling: het CBHO is van oordeel dat de student geen rechten kan ontlenen aan het bericht in Studielink, omdat het bericht een geautomatiseerde mededeling betreft. Op 12 mei, na registratie van het behaalde diploma van de student, heeft een terechte herberekening van het collegegeld plaatsgevonden, omdat de student thans zijn (eerste) bachelordiploma had behaald. Het CBHO ziet geen aanleiding de hardheidsclausule van toepassing te verklaren, mede doordat het bedrag van ruim €8.000,- wel van de rekening van de student afgeschreven heeft kunnen worden. Het financiële argument van de student gaat volgens het CBHO derhalve niet op.

Uitkomst: het CBHO geeft de Universiteit van Amsterdam gelijk, de student moet het instellingstarief betalen.

CBHO 2020/146 (collegegeld)

Feiten: de student (een EU-student) volgt de master Sustainable Energy System Management aan de Hanzehogeschool Groningen en heeft bij aanvang van het studiejaar 2019-2020 het volledige bedrag aan collegegeld voldaan. De student heeft echter in december 2019 de studie afgerond, waarna hij zich pas na 1 januari (dus per 1 februari) heeft uitgeschreven. Volgens de Hanzehogeschool is de student het collegegeld over het gehele jaar verschuldigd. De student wil echter het collegegeld terug voor de maand januari en stelt dat sprake is van ongelijke behandeling tussen EU-studenten en niet-EU-studenten. Laatstgenoemde zouden namelijk automatisch worden uitgeschreven en EU-studenten niet.

Beoordeling: het CBHO overweegt dat inderdaad sprake is van een onderscheid tussen EU-studenten en niet-EU-studenten, in die zin dat van niet-EU-studenten, die na afronding van de studie nog staan ingeschreven, geen extra betaling van collegegeld wordt verlangd voor de maanden die zij (onnodig) staan ingeschreven. Het CBHO is van oordeel dat niet inzichtelijk is gemaakt waarom dit onderscheid gerechtvaardigd. Om die reden dient het besluit van de onderwijsinstelling, wegens strijd met het motiveringsbeginsel, te worden vernietigd.

Uitkomst: het CBHO geeft de student gelijk.

CBHO 2020/161 (bindend studieadvies)

Feiten: een student volgt de bacheloropleiding Business Studies en lijdt aan een chronische, medische aandoening. De student heeft drie opeenvolgende jaren een uitgesteld studieadvies gekregen. De student krijgt in het laatste studiejaar echter een negatief BSA, omdat hij van van het eerste jaar slechts 45 van de 60 punten heeft behaald, in het tweede jaar 23 punten en in het derde jaar slechts 4 studiepunten. De student voert aan dat hij vanwege zijn persoonlijke omstandigheden zijn propedeuse niet heeft gehaald en dat hij het niet eerlijk vindt dat studenten in het coronajaar een extra jaar krijgen om hun propedeuse te halen en hij niet.

Beoordeling: naar het oordeel van het CBHO heeft de Hogeschool Inholland het negatief BSA terecht in stand gelaten. Op basis van een in een eerder studiejaar gegeven advies van de studentendecaan mag van de student volgens de directeur worden verwacht dat hij 30 studiepunten per jaar haalt. Hieruit leidt het CBHO af dat de student, na aan het eind van het eerste studiejaar een uitgesteld studieadvies te hebben gekregen, in het tweede studiejaar zijn propedeuse had kunnen halen. Hij is hierin niet geslaagd. Desalniettemin is hem zowel aan het eind van het tweede studiejaar als aan het eind van het derde studiejaar opnieuw een uitgesteld studieadvies gegeven. Het corona-argument van de student gaat niet op nu hij niet onder de regeling valt omdat al in zijn vierde studiejaar zit. Het CBHO is derhalve van oordeel dat Inholland geen aanleiding behoefte te zien om op grond van die regeling het negatief BSA te vernietigen. 

Uitkomst: het CBHO geeft de Hogeschool Inholland gelijk. Het BSA blijft staan.

CBHO 2020/167 (fraude/plagiaat)

Feiten: een student volgt de opleiding Rechten aan de Saxion Hogeschool. In een opdracht van de student wordt wordt plagiaat vastgesteld. Het gaat om een onjuiste bronvermelding. Het is niet de eerste keer dat bij deze student plagiaat wordt vastgesteld. De examencommissie besluit de student uit te sluiten van deelname aan toetsen voor de periode van één jaar.

Beoordeling: het CBHO overweegt dat niet iedere onjuiste bronvermelding zonder meer plagiaat oplevert. Van belang hierbij is de omvang en de ernst van de onjuiste bronvermelding. Het College oordeelt verder dat in de opdracht van student sprake is van plagiaat, omdat hier niet enkel aanhalingstekens ontbreken, maar de gehele bronvermelding ontbreekt bij twee stukken tekst die letterlijk zijn overgenomen. Dat 79% van de tekst van de student zelf is, geeft het CBHO geen aanleiding voor een andere conclusie. Het CBHO oordeelt verder dat de opgelegde sanctie niet te zwaar is, omdat de student in voorgaande jaren vijf keer eerder is gesanctioneerd voor plagiaat.

Uitkomst: het CBHO geeft de Hogeschool gelijk. De sanctie blijf staan.

DUO

Centrale Raad van Beroep, 7 april 2021 (uitwonende beurs)

Feiten: na een controle constateert DUO dat een student onterecht een uitwonende beurs heeft ontvangen, omdat zij niet woonachtig blijkt te zijn op het (uitwonende) adres dat zij heeft opgegeven. DUO vordert een bedrag terug van ruim €6.000,-.

Beoordeling: de Raad oordeelt dat, anders dan de student stelt, de controleurs bevoegd waren het onderzoek te verrichten. Daar komt bij dat de controleurs geen commercieel belang hadden bij de controle, omdat voor iedere controle een vast bedrag wordt betaald, ongeacht de uitkomst. De Raad overweegt verder dat het onderzoek voldoende grondig was. De student heeft echter niet meer dan één poststuk met het uitwonende adres en een foto met wat kleding in de kast kunnen overleggen. De Raad oordeelt dat de geringe hoeveelheid bewijs niet past bij bewoning van een bepaald adres gedurende 2,5 jaar. De student heeft ook bankafschriften overgelegd van pinbetalingen in de buurt van het (uitwonende) adres, waaruit zou blijken dat hij daar woonachtig is. De Raad oordeelt over de bankafschriften echter dat de afschriften ook transacties bevatten in de periode dat de student daar nog niet stond ingeschreven en derhalve geen aanleiding vormen anders te oordelen.

Uitkomst: de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en geeft DUO gelijk. De student dient alsnog het bedrag terug te betalen.

Centrale Raad van Beroep, 1 april 2021 (ov-boete)

Feiten: een student krijgt een ov-boete opgelegd wegens het niet stopzetten van haar studentenreisproduct. In de periode van oktober 2017 tot en met maart 2018 stond een reisproduct op haar ov-kaart, terwijl zij hier geen recht (meer) op had. De student moet €194,- per maand terugbetalen. De student voert aan dat feitelijk sprake is van een bestuurlijke boete en dat het opleggen van een dergelijke boete niet mogelijk is nu vaststaat dat zij het reisproduct niet heeft gebruikt in de desbetreffende periode.

Beoordeling: de Raad buigt zich over de vraag of de terugvordering kan worden aangemerkt als een punitieve sanctie. Voor beantwoording van deze vraag is van belang dat De Staat voor elk geactiveerd reisproduct kosten moet afdragen aan ov-bedrijven. Hiervoor maakt niet uit of de student daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van het studentenreisproduct of niet. Dit brengt met zich dat het terugvorderen van de kosten die zijn afgedragen aan ov-bedrijven kan worden aangemerkt als een herstelmaatregel, niet als een punitieve sanctie.

Uitkomst: de Raad geeft DUO gelijk en oordeelt dat de OV-boete in stand blijft.

Overig

Rechtbank Rotterdam, 21 april 2021 (nakoming onderwijsovereenkomst)

Feiten: een student volgt de kappersopleiding aan het Da Vinci College en stelt dat door de school in het eerste schooljaar structureel te weinig onderwijs is aangeboden. De school is daarmee volgens de student tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de onderwijsovereenkomst. De student stelt verder dat de school tijdens de stage niet de begeleiding heeft geboden waartoe zij verplicht was en ook geen praktijk onderwijs heeft aangeboden, terwijl dit (tijdens corona) wel weer mogelijk was. De student vordert schadevergoeding.

Beoordeling: de rechtbank overweegt dat de school het wettelijk verplichte aantal lesuren heeft aangeboden. Hierin is de school dus niet tekort geschoten. De rechtbank overweegt verder dat wat betreft de (stage)begeleiding van belang is dat de student niet heeft betwist dat zij tijdens de stage meerdere keren is uitgevallen en eenvoudige opdrachten niet aankon. Het is volgens de rechtbank niet te wijten aan de begeleiding dat de student niet de beoogde praktijkervaring heeft kunnen opdoen, te meer omdat de student ook niet op zoek is gegaan naar een ander leerbedrijf. Voorts vordert de student geen gehele of gedeeltelijke ontbinding van de onderwijsovereenkomst, waardoor geen rechtsgrond bestaat voor een vordering tot terugbetaling van schoolgeld.

Uitkomst: de rechtbank is van oordeel dat niet vast is komen te staan dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de onderwijsovereenkomst, welke heeft geleid tot schade. De vorderingen van de student worden afgewezen en de onderwijsinstelling wordt in het gelijk gesteld.

Meer informatie

Heb je een kwestie of geschil waarover jij advies wilt hebben? Wil jij juridische bijstand bij een (beroeps)procedure? Neem vrijblijvend contact op met één van onze advocaten onderwijsrecht om jouw zaak te bespreken. Mail hiervoor naar: vandamme@honoreadvocaten.nl, of bel: 030 214 51 50.