/
 Onderwijsrecht

In dit actualiteitenoverzicht vind je uitspraken over:

  • fraude/plagiaat;
  • toelating;
  • overschrijding bijverdiengrens;
  • migrerend werknemer;
  • omzetting prestatiebeurs.

Wij zijn specialisten op het gebied van onderwijsrecht. Om onze kennis op peil te houden zorgen wij ervoor dat wij altijd op de hoogte zijn van recente ontwikkelingen binnen de rechtspraak. Zo weten wij wat er speelt. Deze kennis delen wij graag. In deze maandelijkse rubriek vind je dan ook een overzicht van relevante jurisprudentie op het gebied van onderwijsrecht. 

College van beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO)

CBHO 2021/039 (fraude/plagiaat)

Feiten: de examencommissie van de Open Universiteit beschuldigt een student van het plegen van plagiaat en kwalificeert dit als ernstige fraude. Daarbij heeft de examencommissie geconstateerd dat sprake is van recidive. Het door student gemaakte tentamen Voorbereiding afstudeeropdracht is door de examencommissie ongeldig verklaard. Hierdoor wordt één van de tentamenkansen hem afgenomen en mag de student een jaar geen tentamens maken. Student gaat in beroep maar het beroep wordt ongegrond verklaard.

Beoordeling: het CBHO is van oordeel dat de Open Universiteit zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de student fraude heeft gepleegd. Samen met de Universiteit Twente is geconstateerd dat het ingediende document teveel overeenstemming heeft met een scriptie van de Universiteit Twente. Student heeft niet aan kunnen tonen dat de handmatige controle door de universiteiten onjuist is. Het CBHO is van oordeel dat de opgelegde sancties ook passend zijn. Er is geen aanleiding voor financiële tegemoetkoming als gevolg van de studievertraging die student hierdoor oploopt.

Uitkomst: het CBHO verklaart het beroep ongegrond en stelt hiermee de Open Universiteit in het gelijk.

CBHO 2021/053 (toelating)

Feiten: de Commissie Bijzondere Toelating (CBT) wijst het verzoek van de student tot toelating tot de bacheloropleiding Social Work af. Het CBE verklaart het beroep van student tegen deze beslissing ongegrond. Student gaat hiertegen in beroep. Student heeft voor de toelating tot de opleiding vrijstelling gekregen van twee onderdelen van het toelatingsonderzoek. Voor het derde onderdeel, de capaciteitentest, krijgt student geen vrijstelling.

Beoordeling: student vindt dat ten onrechte een capaciteitentest van haar wordt verlangd. Student vindt de capaciteitentest te algemeen van aard. Het CBHO volgt het betoog van student niet. Volgens het CBHO heeft de opleiding juist heeft gehandeld en de capaciteitentest mag alsnog worden afgenomen. Verder betoogt de student dat de afwijzing van haar verzoek niet deugdelijk is gemotiveerd. Student vindt ook dat er te weinig rekening gehouden wordt met haar functiebeperking en betoogt dat niet goed is onderbouwd waarom een vervangende opdracht in plaats van de capaciteitentest niet mogelijk is. Het CBE stelt dat bij de opleiding is gevraagd naar de mogelijkheden voor een alternatief. Het CBT heeft laten weten dat de student alsnog een capaciteiten test kan maken die is aangepast voor mensen met dyscalculie. Het CBHO is ervan overtuigd dat op deze manier voldoende rekening is gehouden met de functiebeperking van de student.

Uitkomst: het CBHO verklaart het beroep ongegrond en stelt het CBT in het gelijk.

CBHO 2021/076.5 (toelating)

Feiten: student dient voor het studiejaar 2021-2022 een verzoek tot toelating in voor de opleiding Huidtherapie bij De Haagse Hogeschool. Omdat student ouder is dan 21 jaar en niet over de juiste vooropleiding beschikt, dient zij het 21+ toelatingsexamen af te leggen om toch tot de opleiding te worden toegelaten. Student heeft het toelatingsexamen niet gehaald en student heeft de toelatingsexamencommissie verzocht het toelatingsexamen te mogen herkansen. Bij beslissing van 10 maart 2021 heeft de toelatingscommissie het verzoek van student om het 21+ toelatingsexamen te herkansen, afgewezen. Bij beslissing van 23 juni 2021 heeft de Haagse Hogeschool het door student daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.

Beoordeling: in beginsel is er geen herkansingsmogelijkheid voor het 21+ toelatingsexamen. Hiervan kan worden afgeweken indien sprake is van bijzondere omstandigheden. Student heeft als bijzondere omstandigheid aangevoerd dat zij bij het maken van het digitale examen hinder heeft ondervonden van pop-ups die in haar scherm verschenen. Het CBHO overweegt dat student niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdens het maken van het toelatingsexamen is gehinderd en dat deze hindering aan de Haagse Hogeschool is te wijten. Het CBHO laat weten dat student zowel tijdens het maken van het toelatingsexamen, als na afloop van het examen zich niet heeft beklaagd over de problemen die ze heeft ondervonden. Student heeft ook niet duidelijk kunnen maken wat in de pop-ups stond vermeld. De projectleider Proctoring bij de dienst Facilitaire zaken en IT van De Haagse Hogeschool heeft verklaard dat voor zover er pop-ups zijn verschenen bij student deze uitsluitend kunnen worden verklaard door een haperende wifi-verbinding.  Het CBHO is van oordeel dat de toelatingscommissie aldus voldoende onderzoek heeft verricht naar de door student gestelde problemen. De conclusie van het CBHO is dat De Haagse Hogeschool met juistheid heeft geoordeeld dat de toelatingscommissie het verzoek van student om de 21+ toelatingsexamen te herkansen, heeft mogen afwijzen.

Uitkomst: het CBHO verklaart het beroep ongegrond en stelt de Haagse Hogeschool in het gelijk.

DUO

Rechtbank Zeeland-West Brabant, 10 augustus 2021 (overschrijding bijverdiengrens)

Feiten: student ontvangt studiefinanciering naar de norm voor een uitwonende student. DUO heeft een onderzoek verricht naar de feitelijk woonsituatie van student. DUO heeft in een besluit van 5 maart 2020 aangegeven dat student in 2016 de bijverdiengrens heeft overschreden. Student maakt hiertegen bezwaar. DUO verklaart het bezwaar van student ongegrond. Student gaat hier vervolgens tegen in beroep. DUO vordert een bedrag van €6.948,52 terug van student omdat hij teveel heeft verdiend.

Beoordeling: student stelt dat hij in de jaren 2014, 2015 en 2016 ten onrechte studiefinanciering voor een thuiswonende student heeft ontvangen in plaats van voor een uitwondende student. Hierdoor heeft student meer moeten werken om rond te kunnen komen. Volgens student heeft DUO de fout gemaakt en vind hij het onredelijk dat hij door een fout van DUO het bedrag boven de bijverdiengrens moet terugbetalen. Student doet een beroep op de hardheidsclausule van artikel 11.5 Wsf 2000. De rechtbank vindt dat student terecht stelt dat hij door een fout van DUO in de problemen is geraakt. In 2016 had hij te maken met kosten voor zijn advocaat die hij had ingeschakeld voor de procedures tegen DUO. Student heeft deze extra kosten zelf betaald door extra uren te werken. Volgens DUO had student niet extra hoeven te werken, omdat hij om uitbetaling van de hem ook als studiefinanciering toegekende lening had kunnen vragen. Het is naar het oordeel van de rechtbank echter niet redelijk van eiser te verlangen dat hij door het afnemen van een lening een schuld aan DUO moet opbouwen door een fout van DUO.

Uitkomst: het beroep slaagt en de student wordt daarmee in het gelijk gesteld.

Centrale Raad van Beroep, 18 augustus 2021 (migrerend werknemer)

 

 

Feiten: student heeft de Belgische nationaliteit. Hij heeft studiefinanciering aangevraagd voor zijn bacheloropleiding aan de Avans Hogeschool. Bij besluit van 5 november 2018 heeft DUO deze aanvraag afgewezen. Bij besluit van 21 januari 2019 heeft DUO het bewaar van student tegen het besluit van 5 november 2018 ongegrond verklaard.

Beoordeling: student had zowel bij de aanvang van zijn opleiding als ten tijde van zijn aanvraag om studiefinanciering geen arbeidsovereenkomst in Nederland. Reeds om die reden volgt de rechtbank het standpunt van de minister dat student niet kan worden aangemerkt als migrerend werknemer. Student kon wegens zijn ziekte niet werken. Volgens de gehanteerde beleidsregel wordt er alleen naar individuele omstandigheden gekeken wanneer er sprake is van een al bestaande arbeidsverhouding, maar deze niet voldoet aan de urennorm. In de beleidsregel wordt wel rekening gehouden met aspecten als vakantie en ziekte, maar ook dat ziet op de situatie dat de studerende al een arbeidsverhouding heeft, wat hier niet het geval is. Student meent dat DUO onvoldoende met zijn bijzondere omstandigheden rekening heeft gehouden. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat de minister de aanvraag van student terecht heeft afgewezen en dat deze afwijzing in bezwaar mocht worden gehandhaafd. De rechtbank heeft de beroepsgronden van student uitgebreid besproken en met juistheid geoordeeld en adequaat gemotiveerd dat de desbetreffende gronden niet slagen. De (niet onderbouwde) stelling van student ter zitting dat hij gedurende zijn verblijf in Nederland in zijn zoektocht naar betaald werk wel contact heeft gehad met enkele werkgevers, leidt alleen al niet tot een ander oordeel, omdat de contacten niet hebben geleid tot het aangaan van (een) arbeidsovereenkomst(en).

Uitkomst: het hoger beroep slaagt niet en DUO wordt in het gelijk gesteld.

Centrale Raad van Beroep, 18 augustus 2021 (omzetting prestatiebeurs)

 

 

Feiten: student heeft van april 2011 tot en met september 2013 en van februari 2014 tot en met februari 2015 een prestatiebeurs beroepsonderwijs toegekend gekregen voor het volgen van een opleiding op mbo niveau 3 en 4. Student verzoekt DUO om de prestatiebeurs om te zetten in een gift vanwege ziekte en hierdoor heeft de student zijn mbo-opleiding niet af kunnen ronden. DUO heeft het verzoek van de student afgewezen vanwege een tijdelijke medische omstandigheid. Het verzoek kan alleen worden toegewezen bij een structurele bijzondere omstandigheid. Student gaat hiertegen in bezwaar. Bezwaar is ongegrond verklaard. Student gaat hiertegen in hoger beroep.

Beoordeling: dat student, zoals de huisarts en zijn moeder aangeven, psychisch kwetsbaar is gebleven, leidt in het licht van de beschikbare medische gegevens, niet tot de conclusie dat het voor student onmogelijk was om in de periode 2016 tot 2021 een mbo-opleiding op niveau 3 of 4 te volgen. De omstandigheid dat appellant na 2015 in staat is gebleken tot het behalen van het diploma van de opleiding tot rijinstructeur wijst daar evenmin op. De Raad concludeert dat DUO zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet is voldaan aan de toepassingsvoorwaarden voor omzetting van de prestatiebeurs in een gift. Dit leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Het verzoek om veroordeling van schade moet worden afgewezen.

Uitkomst: de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek tot vergoeding van schade af. Beroep is ongegrond.

Meer informatie

Heb je een kwestie of geschil waarover jij advies wilt hebben? Wil jij juridische bijstand bij een (beroeps)procedure? Neem vrijblijvend contact op met één van onze advocaten onderwijsrecht om jouw zaak te bespreken. Mail hiervoor naar: vandamme@honoreadvocaten.nl, of bel: 030 214 51 50.