/
 Onderwijsrecht

Het bindend studieadvies (bsa) wordt fors versoepeld: vanaf het studiejaar 2025-2026 hoeven eerstejaars studenten slechts 30 van de 60 studiepunten te behalen om hun opleiding voort te mogen zetten. Voormalig onderwijsminister Van Engelshoven stelde het bsa al eerder ter discussie, omdat het volgens haar leidde tot rendementsdenken en een te hoge druk op studenten. De huidige minister van onderwijs, Robbert Dijkgraaf, wil ook dat studenten een ‘betere balans tussen studievoortgang en welzijn’ krijgen en heeft op 9 mei 2023 de Tweede Kamer bericht dat te veel prestatiedruk kan leiden tot slechtere leerprestaties. De minister wil de verlammende druk op studenten verlagen. Als het parlement akkoord gaat met de wetswijziging mag een universiteit of hogeschool maximaal 30 van de 60 punten tijdens het eerste jaar eisen.

Huidige stand van zaken BSA

Het staat een onderwijsinstelling nu vrij om naar eigen goeddunken de norm voor een positief bindend studieadvies te bepalen. Enkele opleidingen stellen nu al geen minimumeisen voor een positief bsa, maar de meeste opleidingen kennen wel een dwingende ondergrens. Gemiddeld ligt thans de bsa-norm op 41 studiepunten in het eerste studiejaar met als uitschieter naar boven de Erasmus Universiteit – die eist dat eerstejaars studenten alle 60 studiepunten behalen – en aan de andere kant van het spectrum de Universiteit Wageningen waar van studenten verlangd wordt dat zij 36 studiepunten behalen in het eerste jaar.

Gevolgen verlaging bsa-norm volgens onderwijsinstelling en studenten

De gevolgen van de beoogde verlaging van de bsa-norm is vanzelfsprekend nog niet uitgekristalliseerd. De universiteiten zijn in ieder geval unaniem in hun oordeel: de beoogde verlaging van de bsa is ‘ongewenst en onverstandig’. Volgens de universiteiten zorgt het bsa er juist voor dat studenten met voldoende voorkennis doorstromen in hun studie en dat met de verlaging van de bsa-norm alsnog veel studenten zullen uitvallen, maar dan pas na hun tweede jaar. In het plan van de minister mag de opleiding na twee jaar namelijk wel eisen dat de student alsdan alle 60 punten van het eerste jaar dient te hebben behaald, bij gebreke waarvan de student alsnog van de opleiding mag worden verwijderd. De universiteiten vrezen dat veel studenten nu dus na hun tweede jaar of zelfs nog later in hun studie zullen uitvallen. Voor een student die aan het einde van het tweede jaar geconfronteerd wordt met een negatief advies zal het veel zwaarder zijn om te stoppen met een studie en daarnaast ook meer financiële stress met zich brengen, aldus ook de vice-rector magnificus  van Tilburg University in een twistgesprek met het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO). De universiteiten pleiten voor maatwerk waarbij de bsa-norm per opleiding wordt bepaald, zodat deze beter aansluit bij de wensen van studenten en medewerkers en ook meer rekening wordt gehouden met verschillen tussen opleidingen.

Van de zijde van studentenorganisaties is daarentegen tegengeworpen dat het bsa al lang niet meer zijn oorspronkelijke doel dient, het adviseren van studenten over hun match met de opleiding en het eventueel doorverwijzen van studenten naar een studie die beter bij hen zou passen, aldus ISO, maar is uitgegroeid tot een selectiemiddel waarmee minder presterende studenten alsnog afgewezen kunnen worden. Het ISO wijst verder erop dat het al lang bekend is dat de huidige studenten onder grote druk staan en dat de beoogde versoepeling van het bindend studieadvies de studiedruk op studenten hoe dan ook gaat verlichten.

Het is maar de vraag of de versoepeling van de BSA-norm altijd een zege is voor de student

Het is echter nog maar de vraag of deze versoepeling de druk hoe dan ook gaat verlichten. Immers, terecht wijzen de universiteiten op het risico van uitval na het tweede jaar. Immers, vaststaat dat de onderwijsminister in de wetswijziging ook heeft opgenomen dat de student na afronding van het tweede jaar alle 60 punten van het eerste jaar moet hebben behaald. Hierdoor kan alsnog een stuwmeer aan uitgestelde bindend studieadviezen ontstaan aan het einde van het tweede jaar. Ook valt dan nog maar te bezien of de druk op studenten dan niet juist verlegd wordt naar het tweede jaar. Verder verwacht ik dat een lagere studievoortgangsnorm een succesvol beroep van studenten op persoonlijke omstandigheden (teneinde een negatief bindend studieadvies te vermijden), in veel meer gevallen in de weg kan staan. Wanneer namelijk de student enkel nog “30 punten” hoeft te behalen is het verband tussen de persoonlijke omstandigheden en het niet behalen van de minimaal benodigde studiepunten evident minder aanwezig dan wanneer de lat voor studenten veel hoger ligt. Het wordt dan eenvoudiger voor onderwijsinstellingen om te motiveren dat een causaal verband tussen de persoonlijke omstandigheden en het niet behalen van de benodigde punten ontbreekt.

Anderszins, het adagium ‘studeren moet je leren’ is er niet voor niets: het heeft tijd nodig voordat je als student je hebt gesetteld in de studentengemeenschap en je als student het studeren eigen hebt gemaakt. Er zijn genoeg studenten die wel bloeien, maar nog niet in het eerste jaar. Een hoge voortgangsnorm kan dan ook een succesvol studieverloop in de knop breken, terwijl veel studenten uiteindelijk (zeker in het tweede jaar) hun plek hebben gevonden en op stoom beginnen te komen. In dat verband doet een verlichting van de studievoortgangsnorm dan ook wel recht aan veel studenten.

Voor iedere student die graag wil doorstuderen na een bindend studieadvies loont het om juridisch advies in te winnen van een specialist Onderwijsrecht. In veel gevallen kan het studieadvies worden vernietigd of kunnen afspraken worden gemaakt met de onderwijsinstelling over voorwaardelijke voortzetting van de opleiding. Neem vrijblijvend en rechtstreeks contact op met onze Vakgroep Onderwijsrecht. Mail hiervoor naar: karmiris@honoreadvocaten.nl, of bel: 030 214 51 50.