Op 31 augustus 2021 is door het hof Amsterdam bevestigd dat de Hogeschool van Amsterdam een schadevergoeding van ruim €9.000,- verschuldigd is aan een student die (als gevolg van handelen van de HvA) studievertraging heeft opgelopen. De zaak is zowel in eerste aanleg (bij de rechtbank Amsterdam) als in hoger beroep (bij het hof) behandeld door Honoré Advocaten.
Problemen met de stage(beoordeling)
Een student Bedrijfseconomie loopt een stage van vijf maanden bij Zwitserleven. Om de stage te kunnen behalen moeten studenten drie ‘beroepsproducten’ inleveren: een logboek, een plan van aanpak en een deskresearch. In de stagehandleiding van Bedrijfseconomie is over het behalen van de stage het volgende opgenomen:
Het programmaonderdeel is behaald als de normering van alle beroepsproducten gemiddeld minimaal 5.5 is, en niet meer dan één module lager dan een 5.5. maar hoger of gelijk 5.0. (…) Weging: (cijfer a + cijfer b + 4 x cijfer c) / 6
De student heeft onder de volgende voorwaarden toegang tot het assessment: (…) Voldoende voor alle beroepsproducten
De student levert de drie de beroepsproducten in. De student krijgt enkel van het beroepsproduct deskresearch een cijfer: een 5,4. De student ontvangt voor de andere twee beroepsproducten geen cijfer omdat de student volgens de HvA met één onvoldoende al geen toegang meer zou kunnen krijgen tot het assessment en dus de stage niet zou kunnen behalen. De student is het hier niet mee eens en gaat in beroep bij het College van Beroep voor de Examens. Het CBE oordeelt dat de student recht heeft op een beoordeling van alle drie de beroepsproducten. Na de uitspraak van het CBE beoordeelt de HvA alsnog de andere twee beroepsproducten. Het plan van aanpak wordt beoordeeld met een 5,5, en het logboek wordt beoordeeld met een 5,9. De student verzoekt de examencommissie tot toelating tot het assessment. Initieel is de examencommissie enkel bereid om de student toe te laten tot het assessment op voorwaarde van aanpassing van het beroepsproduct deskresearch. De examencommissie stelt dat de student pas kan worden toegelaten tot het assessment als hij voor alle drie de beroepsproducten een voldoende heeft. De student gaat wederom tegen het besluit van de examencommissie in beroep. Gedurende de beroepsprocedure wordt de student toch toegelaten tot het assessment, zonder dat hij zijn beroepsproducten hoeft aan te passen. De student behaalt het assessment en het cijfer van zijn stage wordt (berekend volgens de formule uit de stagehandleiding) een 5,5. De student kan hiermee zijn studie afronden.
Studievertraging gevolg van handelen van de HvA?
De student is van mening dat de HvA de beroepsproducten tijdig had moeten becijferen en hem eerder had moeten toelaten tot het assessment. Door dit niet op tijd te doen, heeft de student een tweede (vervangende) stage moeten lopen. Hierdoor heeft hij studievertraging opgelopen. De student houdt de HvA voor deze studievertraging (en bijbehorende misgelopen inkomsten) aansprakelijk. De HvA stelt dat zij de student niet hadden hoeven toelaten tot het assessment, omdat hij voor één van de beroepsproducten een onvoldoende had. De HvA heeft de student enkel coulancehalve toegelaten en de vertraging welke hieruit eventueel is voortgekomen, is niet aan de HvA toerekenbaar.
Het hof stelt vast dat de stagehandleiding een tegenstrijdigheid bevat. De stagehandleiding zegt enerzijds dat je voor één van de beroepsproducten een onvoldoende mag hebben, maar anderzijds dat je enkel toegang krijgt tot het afsluitende assessment als je voor alle beroepsproducten een voldoende hebt. Het hof is van oordeel dat als de lezing van de HvA wordt gevolgd (namelijk: dat je inderdaad geen enkele onvoldoende mag hebben), dat de eerste bepaling in de stagehandleiding (dat je één onvoldoende mag hebben) zinloos is. Het is niet logisch dat in een stagehandleiding een zinloze bepaling wordt opgenomen. Het hof acht daarom aannemelijk dat de beide bepalingen in onderlinge verband moeten worden uitgelegd en dat de zin ‘Voldoende voor alle beroepsproducten’ moet worden gelezen als: ‘Gemiddelde voldoende voor alle beroepsproducten’. De student voldoet aan deze voorwaarde en had derhalve direct moeten worden toegelaten tot het assessment. Door dit niet (direct) te doen is de HvA toerekenbaar tekortgeschoten.
Wat is de omvang van de schade?
De student heeft, ter voorkoming van verdere vertraging (en dus schade), gedurende zijn geschil met de HvA een nieuwe stage gelopen. Door het lopen van deze tweede stage heeft de student vijf maanden studievertraging opgelopen. Na afronding van alle studieonderdelen heeft de student nog het assessment afgelegd van zijn oorspronkelijke eerste stage. Pas hierna heeft de student zijn diploma in ontvangst genomen. De student heeft tussen afronding van zijn normale studieonderdelen en het afleggen van het assessment twee maanden moeten wachten. Ook deze twee maanden kunnen worden aangerekend als schade. De student had immers belang bij het alsnog afronden van het assessment en dus van zijn eerste stage, zodat hij de door hem opgelopen studievertraging kon uitleggen aan potentiële werkgevers. In totaal komen dus zeven maanden vertraging voor vergoeding in aanmerking.
Berekening van de schadevergoeding
Vaststaat dat de student door handelen van de HvA zeven maanden later kon toetreden tot de arbeidsmarkt. De schadevergoeding bestaat uit misgelopen inkomsten en te veel betaald collegegeld. Bij berekening van de misgelopen inkomsten wordt uitgegaan van het salaris van de baan welke de student na zijn afstuderen heeft bemachtigd. Op het bedrag wordt in mindering gebracht de inkomsten die de student extra heeft kunnen verdienen in de zeven maanden vertraging. Uiteindelijk komen zowel de rechtbank als het hof uit op een schadevergoeding van €9.034,55.
Meer informatie
Heb jij studievertraging opgelopen waarvoor jij jouw onderwijsinstelling aansprakelijk wil stellen? Wil jij weten of jouw zaak kans van slagen heeft? Neem rechtstreeks en vrijblijvend contact op met één van onze advocaten Onderwijsrecht. Mail hiervoor naar: vandamme@honoreadvocaten.nl, of bel: 030 214 51 50.