/
 Onderwijsrecht

Op 1 januari 2023 is (het eerste deel van) de Wet verbetering rechtsbescherming mbo-studenten (hierna: ‘de Wet’) in werking getreden. Het resterende gedeelte van de Wet treedt per 1 augustus 2023 in werking. De grootste wijzigingen voor mbo-instellingen zullen bij de start van het nieuwe studiejaar 2023-2024 worden doorgevoerd. Zie voor een overzicht van de wijzigingen voor mbo-instellingen dit artikel

De Wet omvat echter niet enkel, zoals de naam doet vermoeden, wijzigingen voor mbo-instellingen en mbo-studenten, maar bevat tevens een wijziging van de hoger beroepsprocedure voor zowel het mbo, als het hoger onderwijs (hbo en wo). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘ABRvS’) neemt het stokje over van het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (hierna: ‘CBHO’). Waar studenten voorheen in hoger beroep konden bij het CBHO, zullen zij per 1 januari 2023 hoger beroep moeten instellen bij de ABRvS.

Eén instantie voor drie soorten onderwijsinstellingen

Studenten van het hbo en wo konden tot 2023 in hoger beroep bij het CBHO. Mbo-studenten waren echter direct aangewezen op de (dure) civiele rechter wanneer zij het niet eens waren met een uitspraak van de Commissie van Beroep voor de Examens (CBE). Met de inwerkingtreding van de Wet wordt de hoger beroepsprocedure voor studenten uit het mbo en hoger onderwijs gelijkgetrokken. De ABRvS doet, net zoals het CBHO voorheen deed, in eerste en enige aanleg uitspraak. Na uitspraak van de ABRvS staat dus geen verder beroep meer open.

Behoud van een snelle doorlooptijd

Zoals zojuist genoemd, voorziet de Wet erin dat het beroep bij de ABRvS een beroep in eerste en enige aanleg is. Dit komt de snelheid waarmee studenten een rechterlijke uitspraak tegenmoet kunnen zien, ten goede. Studenten hebben immers vaak een groot belang bij een korte doorlooptijd. Denk daarbij aan geschillen over toelating of verwijdering (al dan niet op grond van een bindend studieadvies). Het ABRvS streeft ernaar om beroepsprocedures binnen drie maanden na indiening af te ronden.

Proceskosten bij de ABRvS

Voor procedures bij het CBHO betaalden studenten (in 2022) een verlaagd griffierecht van €50,-. De AVRvS houdt gelukkig vast aan dit verlaagde griffierecht. Mbo-studenten, die waren aangewezen op de civiele rechter en niet de mogelijkheid hadden naar het CBHO te stappen, betaalden een hoger griffierecht van ruim €300,-. Doordat de hoger beroepsprocedure voor mbo-studenten nu gelijk is getrokken met de procedure voor studenten in het hoger onderwijs, betalen ook mbo-studenten hetzelfde – verlaagde – griffierecht, te weten een bedrag van €48,-. Dit zorgt ervoor dat het hoger beroep ook voor mbo-studenten laagdrempeliger en dus toegankelijker wordt. Wat ook meehelpt is dat geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging en dat studenten niet kunnen worden veroordeeld in de kosten van de wederpartij. De kosten van een beroep kunnen dus beperkt blijven tot (slechts) €48,-.

Meer informatie

Heb jij een besluit ontvangen van het CBE/COBEX of het CvB en wil jij tegen dit besluit in (hoger) beroep bij de ABRvS? Vraag advies of ondersteuning aan één van onze onderwijsrechtspecialisten. Wij kunnen jou helpen bij het opstellen van een beroepschrift en het voeren van de zitting. Let op de (beroeps)termijn van zes weken en neem snel vrijblijvend en rechtstreeks contract op met Victoria Karmiris of Hein van Rens. Mail hiervoor naar: karmiris@honoreadvocaten.nl, vanrens@honoreadvocaten.nl, of bel: 030 214 51 50.